In verband met de vragen die er leefden met betrekking tot het handhavingsbeleid Participatiewet (voorheen Wet werk en bijstand (WWB), in relatie tot de casus die heeft geleid tot het aftreden van wethouder Bernard Minderhoud, heeft de fractie van Gemeentebelangen de nodige schriftelijke vragen gesteld. De beantwoording daarvan heeft volgens onze fractie geleid tot een steekspel van woorden van de zijde van het college dat geen antwoord op de vragen geeft, maar juist meer vragen oproept.
De antwoorden op schriftelijke vragen en de verklaring van het college in de beeldvormende vergadering van 11 januari jl. niet in lijn zijn met de gewenste openheid. Er wordt door het college aangevoerd dat de schriftelijke vragen niet kunnen worden beantwoord omdat er sprake is van ‘persoonlijke beleidsopvattingen’. Het College refereert hier aan artikel 11, eerste lid WOB. Echter, in artikel 11, tweede lid WOB staat vermeld: “Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.”
Gemeentebelangen heeft in haar schriftelijke vragen van 18 december jl. overigens een beroep gedaan op artikel 169 van de Gemeentewet. Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. In de beantwoording van de vragen wordt de toepassing van de WOB en artikel 169 van de Gemeentewet door elkaar gebruikt. De argumenten om niet de gevraagde info te verstrekken zijn tot op heden niet (adequaat) onderbouwd.
Mede gezien de grote tekorten op het bijstandsbudget is het van belang dat een goede handhaving plaatsvindt, dat onterecht verkregen bedragen worden teruggevorderd en uitkeringen kunnen worden beëindigd, ook om het draagvlak van uitkeringen te behouden.
In het kader van onze controlerende taak als onderdeel van de Raad willen we antwoord op de onderstaande vragen en de bijbehorende gevraagde informatie ontvangen.
De ingediende vragen
1. Klopt het dat iedere bijstandsgerechtigde eerst uitgebreid wordt voorgelicht over rechten en plichten voordat de uitkering wordt toegekend en dus op de hoogte is van de gevolgen van overtreden van de plichten die zijn verboden aan het ontvangen van een uitkering?
2. Zo ja, in welke gevallen en waarom zou dan toch eerst nog een gesprek moeten volgen met betrokkenen in geval van een vermoeden van bijstandfraude?
3. Is er een verschil in aanpak bij sterke of concrete vermoedens van bijstandfraude? Zo ja, wat zijn de definities en wat is expliciet het verschil in aanpak?
4. Klopt het dat de volgorde van acties nav een melding van (sterk) vermoeden van bijstandfraude is:
– start onderzoek;
– vermoeden bevestigd uitkering stoppen;
– bedrag terugvorderen;
– 100% boete;
– bedragen boven 10.000 euro fraude, direct strafrechtelijke onderzoek in laten stellen?
5. Worden alle maatregelen altijd toegepast, of kan daar ook van worden afgeweken? Wat zijn de criteria om hiervan te mogen afwijken. Is dat in werkinstructies vastgelegd?
6. Hoe wordt het handhavingsbeleid toegepast in geval van recidive?
7. Zijn de uitgangspunten, de werkwijze en de instrumenten intern de ambtelijke organisatie breed bekend gemaakt en gedragen? Zo ja, op welke wijze?
8. Is er een schriftelijke werkinstructie of anderszins met toetscriteria op grond waarvan bij de uitvoering kan worden afgeweken van het reguliere beleid? Wordt dat regelmatig op basis van b.v. jurisprudentie bijgesteld?
9. Hoe kan het College stellen dat er sprake is van een persoonlijke beleidsopvatting van een ambtenaar bij de beantwoording van eerder gestelde schriftelijke vragen, terwijl wethouder Van der Deijl op 11 januari verklaarde dat er geen sprake was van afwijking van het reguliere handhavingsbeleid?
10. Hoe kan overigens de persoonlijke beleidsopvatting van de ambtenaar afwijkt van het beleid/werkinstructie en waarom zou dat worden gehonoreerd in een lopende casus?
11. Worden persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren alleen met betrokken portefeuillehouders gedeeld?
12. Als het te doorlopen proces met de portefeuillehouder is gedeeld, beslist de portefeuillehouder dan over het vervolg? Zo niet, waarom niet?
13. Welke situaties zijn denkbaar bij de handhaving dat er behalve de reguliere portefeuillehouder ook andere (college)leden een stem hebben?
14. Kan het zijn dat bij de besluitvorming ook een werkgroep of stuurgroep betrokken is, en zo ja wat is de taak en de invloed van de leden van zo’n groep?
15. In welke gevallen is dat aan de orde en welke (college)leden zijn in de te onderscheiden gevallen beslissingsbevoegd conform de mandaatregeling 2016?
16. Wordt er door het college/ambtenaren/werk- en/of stuurgroep in het algemeen rekening gehouden met politieke- of mediagevoelige fraudezaken? Hoe uit zich dat? Zijn er voorbeelden te geven?
17. Aan wat voor soort zaken moeten we dan denken?
18. Met een beroep op artikel 169 Gemeentewet verzoekt de fractie van Gemeentebelangen om een kopie van alle informatie die betrekking heeft op de communicatie in de breedste zin tussen de burgemeester, de secretaris, de wethouders, de ambtenaren en de leden van de zogenaamde werkgroep- en/of stuurgroep statushouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, betreffende de melding in het derde kwartaal van 2017 dat vier statushouders bijstandsfraude zouden plegen.
19. Met een beroep op artikel 169 Gemeentewet verzoekt onze fractie tevens om een overzicht van alle meldingen c.q. onderzoeken inzake bijstandsfraude over het jaar 2017, met per melding een overzicht van de ondernomen acties, de respectievelijke data daarvan en een overzicht van de resultaten van alle acties waaronder mede wordt bedoeld bestuurlijke of strafrechtelijke afhandeling, wel of geen intrekking uitkering, wel of geen boete opgelegd, wel of geen terugvordering van onterecht verkregen uitkering.